Hornes, van | 1306-04-07, 04-10
Van Mieris II bl 53, 54/Noordbrabantse charters p 61
Achternamenindex
Gerard heer van Hoorne en Altena verklaart het land van Altena en Woudrichem te leen te heffen van de graaf van Kleef, de graaf van Cleve aangekomen bij dode van heer Willem "onsen broeder" [=Gerards broer],met belofte om de graaf die in oorlog is, met 20 ruiters te zullen dienen; de leenverheffing wordt bekrachtigd door de graaf van Gelre, de graaf van Holland en de hertog van Brabant; Gerard heer van Hoorn en Altena belooft de graaf van Cleef de opgezetenen in het land van Altena goed recht te zullen doen, en vergunt dat elke gevonniste zich op de graaf van Cleef beroepen mag
getuigen: zijn broer heer Enghebrecht, domproost van Utrecht, Reynoud van Valkenburch, Godefroid van Heynsberghe, Janne van Cuyke, Gheraet van Diest, Otto van Cuyke, Willame van Megen, Aelbrecht van Harpen, Willem van Craendonq, Diederic van Batenburch, Heynric van Ghenp, Willem van Pietershem, Daniel en Robrecht van Ghore, Willem van Melle, Ghoswijn van den Borne, Gherlach van den Bosche, ridders