1390-03-23 |
Frans Halsmuseum Haarlem Coll Costeriana no 11/1
Haarlem Algemeen
wij broeder Coenraet van Bruynsberch, meester Sint Johannes ordenen in Duutschen landen des heiligen hospitaels van Jherusalem, doen kont etc ende bekenen openbaerlic also als an der hogher muren after onser kerken ende en infermerie te Haerlem 4 cleyne husekens of cameren gevangen en ghetimmert syn die tot onsen Goedshuus daer horen. So hebben wi mit rade ons lieven in Gode broeder Rutghers Pouwelsz ons stedehouders in dezen huse ende in der balie van Utrecht des selven ordens (Gode van hemelricke) etc bepaalt als dat alle weghe noettruftiche huysarmen die godvruchtich zijn en van eersamen bescheyden leven zijn in die voers. 4 huyskens jof cameren herberghe hebben en wonen zullen puerlic om Gods wille. Tot welker armen behoef onse lieve in Gode broeder Dirc die Roper ordens voers. sal. goede gedachten mit onser wille en verlof ghegheven heeft een morgen lant luttel min of meer, die gelegen zyn in den ambacht van Ryswyc in eenre woninghe die geheten is die Brake, daer die lenden of zyn op die oestzyde belegen heeft in deser selver woninghe gmeenre voren en onverscheyden mit twee morgen lands die Heilig Geest van Ryswyc ende op die westside Aper Coman dat zuyteynde an den Breden wech streckende, dat noortende streckende an dat ambacht van den Haghe. Welk land nu gelt 22£ Holl sjaars, daarmede men de voirs. vier huiskens of kameren mede in timmeringe in helen wanden en dichten dake zal houden. De rest moet gegeven worden voor de noetturf van de voors. armen. Bij gebreke moeten de huisjes overgebracht worden naar het huys van Utrecht want die een overste is des commandeurs of stadhouders van Haerlem etc