1422-05-22 |

R.A.H. Coll Aanw 77 fol 23v/Mem Ducis Johannis fol 13
Haarlem Algemeen

ic Wouter Andries Poschzoen gelove etc dat hij niets zal misdoen tegen hertog Johan "noch tegen den gerecht van Haerlem die lest waeren, doen Symon Walichsz mit sijn gesellen ontlyft worden, noch tegen diegene die nu ter tijt tot Haerlem in den gerecht syn, noch tegen alle die gene die men betichtigen of besculdigen mocht, van dat ick gegiselt, gevangen ende gescat hebbe geweest myns gen. Heren voirs. Voort so sal ic tot geenre tijt panssier noch geenrehande ander harnasch noch messe noch geenre hande wapen dragen, uijtgenomen een cleijn brootmes binnen der stad Haerlem, ten ware ick etc ter heervairt gebeden worde". Hij stelt als borgen Claes Jan Andriesz, Machiel Claesz en Jacob Posch. Op een boete van 200 nobels. Zij bidden Florys van Spernewoude en Willem Pietersz deze brief voor hen te bezegelen