1423-09-29 |
R.A.H. Coll Aanw 77 fol 188v/Mem Ducis Johannis fol 145
Haarlem Algemeen
hertog Jan oorkondt dat wij met onsen Raden ende clerken gesien hebben een punt van eenre hantveste die onse goede stede van Haerlem in voirtiden van onsen voirvaderen vercregen heeft, in houdende also hiernae volcht: wairt oic dat diegene die in synre eygenre woning gesocht worde, manlike hem verweerde ende den huijssoecker ende alle sijne medegesellen die dair waren dootsloege, hij soude mi gelden van elken dood 4 penn. of mijn nacomers en ic of mijn nacomelingen souden sculdich wesen hem dairop te beschermen ende te versoenen jegens den dooden magen ende hem vasten vrede geven. Ende want Clais Albout gewapender hant mit een seker manninge die onse ballinge waren bi nachte binnen onser stede van Haerlem gecomen is in Herberens huijs van Foreest, om hem van lyve ter doot te brengen, dair Herberen voirn. hem also verweerde dat hij Clais voirs. werkender hant dootgeslagen heeft, also dat die sake na inhout der hantvesten voirs. an ons gecomen is, so ist dat wij dien dootslage voirs. alinge ende al an ons nemen, ende hebben dairomme Herber voirn. quytgescouden ende vergeven alle sulke bruecken ende misdaet als hij daeraan tegen ons etc misdaen mach hebben, want hij ons van denselver dootslage wail voldaen en gebetert heeft mit 4 penn. als recht is