1427-03-14 (1426) |
Van Mieris IV p 881/Commissiones B.R. Bourgonje 1425-1427/Cas N fol 100
Haarlem Algemeen
hertog Philips oorkondt dat burgemeesters, schepenen en Raad der stede van Haerlem hem aangetoond hebben, hoe dat een misdadich man Jacob Matheusz, ut instortinge des vyants van der hellen, mit opsette ende voirgedachter lage, an enen anderen poirter van Hairlem bloetstortinge gedaen heeft in den chore der Groter kerke aldaar, dairmede dieselve kerke gevioleert en beslagen is, dat onsen goeden luden, den gemenen poirteren van Haerlem tot groten achterdele en onwille draecht, so dat si denselven Jacob dairom gebannen hebben uter stede vryheyt ende voirt alse verre als si macht hebben te bannen. Haarlem heeft de hertog verzocht Jacob ook uit Holland, Zeeland en Vriesland te bannen, en hem bij arrestatie aan de schout van Haarlem over te leveren