1454-06-12 |

Arch Kerkvoogdij Haarlem Inv 186 fol 76v regest 143/Cartul Zeven Getijden Haarlem
Haarlem Algemeen

schepenen in Haerlem oorkonden dat voer ons quamen Gherijt van Spairnwoude als clager an die ene syde, den getydemeesters van de parochiekerk tot Haerlem van de getyden wegen bij wil en consent der Raden v.d. stede, gemachtigt van Vrancken wegen v.d. Boechorst als man en voogd van jvr Katrynen Dircsdochter van Bakenesse, sijnen wijve, mede erfgenaem van jvr Geertruyd van Bakenesse, hoire suster, die Gerits geechte wijf was van Spaernwoude, soe Vrancke dieselve goede ende erfnisse so hij er van syns wyfs wegen in gerecht is den getydenmeester onder een schepenbrief van Haerlem overgegeven en quytgescouden heeft, ter ander zyde. Beide partijen verbleven de uitspraak aan Jan Hert en Geryt van Berkenrode als segsluden en Aelbrecht van Raephorst, scout tot Haerlem als overman, roerende van alsulc bespreck, testament en uytvaert als Gheryt van Sparrnwoude gegeven en vuytgeleijt mach hebben na jvr Geertruiden doot zijn wyf voors. De zegsluiden kennen aan Geryt toe alle imboedel, tilhave, facelment, zilverwerk, kleinuiden en gelt. Alle andere goederen zullen na Gerijt's doot weder gaen en coman na inhout der hilics voorwaerdebrieven die daar of zijn, terwijl de getydemeesters het aandeel, door hen van Vranc van der Boechorst gekocht, behouden zullen (vg; 1443-10-01, 1454-06-12)

Ocker van der Crempe en Allyn Claesz, schepenen