1501-11-20 |

Ms Opstraten v.d. Molen III fol 704
Haarlem Algemeen

wij broeder Arent Gerritsz, prior, Jan Woutersz, supprior, Claes Hoochstraeten, Thomas van Utrecht, Henrick van Reest, Willem Arentsz, procurator en alle gemene broeders en conventualen van den Convente v.d. Predicaren binnen der stede van Haerlem, met Claes Pietersz Hals als voogd. Alsoo als Gerrit van Berckenrode Gerritsz ons nu jegenwoordelyck tot des voors. convents behoef in rechter giften gegeven, opgedragen etc heeft een stuck lands in de ban van Bergen in Kennemerland, nu gebruikt door Allart Jansz om 10 R gld sjaers, en daartoe 1 g Eng nobel sjaers erfpacht op 9 morgen lants after s Gravenbergerhout, daeraf die een ½ toebehoort Jan van der Havens [?] erfgenamen ende d'ander helft Thames Jacobsz, die se nu ter tijt bruijckt ende bezit. Volgens de brief bezegeld op huiden door Willem van Loo en Gerrit van Wermont Pietersz, schepenen van Haerlem. Het convent belooft 5 missen per week eeuwigdurend te zullen doen op onse LVr altaar in onze LVr capelle voor de ziel van Gerrit voirs, zijn huisvrouw, kinderen, zijn vader en moeder. Worden Gerrit of zijn moeder joffr. Aeff ziek, dan zullen deze missen op hun verzoek in hun woonhuis gedaan moeten worden. Indien Gerrit sijn woonstede houdende is op syn hofstede buyten, tot Berkenrode, zullen de 5 missen daar gedaan moeten worden zolang hij leeft, en na zijn dood zullen daar zolang zijn erfgenamen daar wonen aldaar 3 missen per week gedaan moeten worden, de andere 2 in het convent. Verder mag Gerrit een kapel maken etc