1471-08-13 |

Inv Arch Kerkvoogdij Haarlem no 186 fol 79v regest 229/Cartul Zeven Getyden Haarlem
Haarlem Algemeen

schepenen van Haerlem oorkonden een vonnis tussen de Getydemeesters ter eener - en Claes Jan Claesz en Adriaen van der Boechorst ter ander zyde "als dat alsulker coip als sij te samen ende elck van him gedaen hadden an Wouter Claeszoens huis en erf en an Pieter Riedtants huis en erf daer met wesen en sal alsoe als zij gecoft hebben voer zekere goeden die zij zeggen anbestorven te wesen eene professide nonne die een suster is van Geryt van Spaernwouden wijf, die zy van derselver erfnisse vuytgecoft hebben". Zij zeggen "dat den coip daer niet wesen en sal also als Dirck van Bakenes der nonnen broeder en Vranck van der Boechorst wijf recht erfnamen zijn van de nonne haer zuster, welcke nonne vóér den voer Dirc en Vrancken wijf gestorven is, en haar erfenis op deze beide gecomen is", van wien de getydemrs alle erfenisse hun aangekomen van Geertruyd hoer zuster eensdeels gekocht en deels cadeau gekregen hebben. Claes Jansz en Adriaen stellen dat de koop wel rechtsgeldig is, en dat zij professyde zuster tot Redychem uytlandig geweest is .... (?)sij in de boedel van harer zuster bestorven is. Schepenen vonnessen dat de verkoop door Claes Jansz en Adriaen v.d. Boechorst nietig is. Wordt ook gesteld dat een non geen erfenis van haar vader mag nemen. Blijkbaar stellen Claes en Adriaen dat de non het desbetreffende huis geerfd had uit de boedel van wijlen de vrouw van Geryt van Sparenwoude (vgl 1443-10-01, 1454-06-12, 1447-03-28)

Symon van Noortich, Claes Jansz van Hillegom, Wouter van Bekesteyn, Jan van Huessen Claesz, Jan van Schoten en Jan van Foreest, schepenen