1521-01-19 |
G.A. Haarlem N 184 fol 79/Cartul Leprooshuis
Haarlem Algemeen
leenmannen der grafelijkheid van Holland oorkonden dat de ziekenmeesters van het Leprooshuis buiten Haarlem ter eener-, en Guert Pieters met haar zoon en voogd Dirrick Aelbrechtsz ter andere zijde, hun geschil over een zeker deel en portie van lande dat de voirs. Guert Pieters hoir vermat te hebben in een weer lants geheten Gheryt Rouckensaet [Ronckensate], gelegen tot Scalckwijck in den ban van Nyewerkerck, gebleven zijn aan de uitspraak van Jacob Gherytsz van Montfoirt, Frederick Jacobsz, Deyman Willem Duvez, en Heynrick Aerntsz brouwer. de uitspraak luidt dat Guert Pieters hebben sal 2 madt lants min ½ hont duergaens lants mit alle banwerck, weghen, wateringen ende sloten nae proportie van tselve lant, in een weer lants ghenoemt Gherijt Roncken saet, gelegen in den ban van Nieuwerkerck, welcke zaete latns t voors. zieckhuys gheheel toebehoert nu ter tijt, uytghesondert die 2 made min ½ hont voirs die aan Guert toegewezen zijn. Daer lenden of zijn noord: Dirrick Ronck, zuid: Alyt Scolenairs, streckende dat westeijnde vuijt die Spaerne oestwaerts op an die Zomerwech. Bezegeld 19 Jan 1521, na den ghemeen scriven
Gheryt van Spaerwoude ende Jan van Rijck, leenmannen