1513-11-20 | Schoten "Zanen", Graft

R.A.H. Coll Aanw 114 Caput Kennemerland fol 57-59
Haarlem Algemeen

Max. en Karel belenen Jacob van Schoten Gerytsz na dode van zijn vader Geryt van Schoten met 22 Wilh. scilden sjaars, in te nemen uijt alle die goeden, landen, tienden en renten die Jan van Schoten van de grafelijkheid ten erfleen houdende is. Te houden zoals wijlen Jan van Schoten zijn erfleenen "daer dese rente op verzekerd staet, te houden placht", met conditie dat zijn moeder jvr Luitgaert van Zwieten deze goeden en andere lenen besitten en gebruiken zal, navolgende huere maeckinge daervan wesende. Eodem die belenen zij Jacob voors. na dode van zijn vader voors. met ⅓ deel van "dat Kijflant" groot 12 maden, met den oestendyck, gelegen in den ambachte van Graft. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Heergewade: een rode sperwer of 4 schell daarvoor. Behoudens de lijftocht van zijn moeder jvr Luitgaert van Zwieten (fol 57v). Eodem die belenen zij Jacob voors na dode van zijn vader met "een huys, hofstede en lant geheten Willems hofstede en sate van Sanen met de ambachtsheerlijkheid, gelegen in de ban van Schoten bij onser stede van Haerlem". Te houden tot een leen binnen aftersusterkint niet te versterven. Behoudens dat zijn moeder jvr Luitgaert van Zwieten dit leen evenals de andere leengoederen mag blijven gebruiken (fol 58). Jacob draagt ½ van dit leen over aan zijn zuster jvr Marye van Schoten, binnen aftersusterkind niet te versterven. Jan van Steenbeecke doet als haar gecoren voogd de eed (fol 59)

present: Floris van Wingaerden, here van Yselmonde, Gysbrecht van Zwieten, Jacob van Matenesse, Pieter Plumion