1493-03-31 (1492) |
G.A. Haarlem Cartul Carmelieten/H. Ryk 34 fol 29v
Haarlem Algemeen
schout, burgemeesters, schepenen en raad van Haerlem oorkonden dat er onlancx geleden zekere twyfel en gescil ontstaan is tussen prior en convent van de Carmelieten ter ener zyde, en de prior en convent van St Augustynsorde van de Reformatie nu onlancx [1492] binnen der stede gesticht, ter andere zijde. De Karmelieten menen dat het nieuwe convent v.d. Augustynen "him te na begrepen en gefundeerd te wesen, hetgeen niet had mogen geschieden". Aan de Karmelieten wordt un vergund "dat zi tot allen tyden alst hun believen zal, die gevelen van der kercke van hoiren voirs. convente voor in de Houtstrate zullen mogen doen utsetten en utstellen alsoe verre als die loedsen begrepen hebben die nu an die voirs. gevelen staen, zoe datter recht utgaen ende recht royen sal na den hoornhuijse van den convente afgaende na die beeck toe, daer dat speckwyf nu ter tyd in woont. Behoudelick dat zo wanneer zij die voors gevelen alsoe uytgestelt en uytgeset sullen hebben dat zij dan geen loedsen, portalen, noch cleyne huyskins voir an die selve ghevelen en zullen mogen doen maken ghelyc er nu aen staen. Mar zullen alsdan die voirs gevelen vrij op hun zelven staende bliven sonder anders yet voir an die strate daer anghemaict of getimmert te wesen opdat ymmer die voors. strate dair bij niet benauwet en worde". Voorts wordt bepaald tbv de Carmelieten "als dat van nu voortaan gheen houtsagers noch andere werkluyden op hoire strate an die zide van hoiren convente voirs. en sullen moghen staen om enig hout te saghen of anders enich werck te doene ende dat oick nyemandt gheenrehand hout, steen, noch ander vuylnisse op hore strate en sal moghen legghen, setten ofte bringen in gheenre manieren anders dan bij horen wille en consente". Bezegeld met het zegel van saicken van de stad Haarlem
mr Pieter Ballinck, doctor, en Jan Gysbrechtsz, schepenen in Haarlem