Goyert Jacobsz | 1460-09-04

Leenregister Abdij St Paulus Utrecht 505 fol 167, 208
Voornamenindex

leen van de abdij St Paulus te Utrecht: Goijert Jacobsz draagt op: 1) 3 vierdel land uit Vliegenfengershoeve, met huis, hofstede, rosmolen, getimmerte te Zoes, zuid: Jacob Goedenz, noord: Gerijt Ricoutsz, west: die Hulle, oost: de gemene brinck, 2) een camp land van de Brinck aen de Biscopsweert, zuid: Jan Gijsbertsz, noord: Gijsbert Wolf, 3) 3½ vierdel veen after den enge, een vierdel uit Jacop Fyenz hoeve, en 2½ uit Willems hoeve van Hamelenberge, zuid: Dirc Poijt, noord: Jan Gerytsz en Geryt Conincs kinderen, strekkende an Hezer Veen, 4) vierendeel veen, zuid: Gysbert Dircsz, noord: Jäcob Willemsz, 5) 3½ vierendeel veen in Aelcijnsveen, oost: Heyn Jacob Fijenz, west: Wouter Woutersz, 6) 3 scepel land op de Zeelhorst, zuid: Evert van den Doem, west: Jan Stuepe Ricoutsz, 7) 1 scepel saets op de Zeelhorst, zuid: Jan Gysbertsz, noord: Evert van den Doem, 8) 2 mud land over de Baernwech, zuid: Ruesel Lambert Murschendochter, noord: Lambert Vierlinx kinderen, 9) 1½ scepel bij Sintelberch, zuid: Wouter Murschen kinderen, noord: Geryt Hilhorst, 10) mud land bij Hontsberge, zuid: Gysbrecht Henricsz, noord: Ruesel, 11) ½ scepel land, zuid: Stuepe Ricoutsz, noord: Wouter Murschen kinderen, 12) ½ mud land over de Baernwech, zuid: de Heedacker, noord: Jacob Willemsz, 13) een stuk land, van de brinc tot de biscopsweert, landwaarts: Jacob Rutgersz, zeewaarts: Jacob Goedenz, 14) land op de Enge, van de Barewech tot aan het Heetvelt, landwaarts: Geryt van Hilhorst, zeewaarts: Jacob Goedenz, 15) land op ten Enge, landwaarts: Jacob Goedenz, zeewaarts: de Heedacker, 16) land op ten Enge, zuid: Arent van Hilhorst, oost: Jacob Goedenz, voorts engelant en weyland die hem aangekomen zijn van zijn vader Jacob Goedenz en zijn broer Henric; vervolgens worden Goyert Jacobsz en zijn neef Aernt Evert Jacobsz.z beleend; 1472-09-28: Evert Aernt Evertsz.z beleend met de helft na dode van zijn vader Aernt Evertsz, hulde doet Evert Evertsz; "de andere helft heeft Ricout van Hees ut in folio 225", de belendingen "ut habetur supra in Goert Jacobsz brief fol 167"

mannen: Goesen Bosch, Lambert Pijl; 1472: Gerit van Rijn, Evert van Heze