1532 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 1113
Jaartallenindex
Eerst Taets van Amerongen oorkondt: Alsoo ick voor mijn here den Domproost van Utrecht ende voor manne van leen een plecht gedaen hebbe Splinter Utenham an seeckere jaerlicxe losrenten uttet goet tot Rijebeeck gelegen bij Wijck, ende soo Cornelis die Ridder, mynen swager voor mij geloeft ende borch geworden is voor seeckere lyftocht van mijn huysvrou". Eerst verklaart Cornelis hervoor schadeloos te houden en verklaart zich voldaan "van alle alsulcke medegave ende lofte alse mij eertijts mit joffr. Belie mijn huysvrou Jan die Riddersdochter in hylicxse voerwaarden geloeft ende gegeven mach wesen", en scheldt de erfgenamen van Jan de Ridder deswege quijt