1560-03-31 |
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 307-309
Jaartallenindex
getuigen hebben gehoord van oude luijden van het geslacht van der Horst, als van een Joost Woutersz, Simon Woutersz en Herman Woutersz, daervan die eene gebruyckt die goederen van die van Suijlen, dat die voorn. Joffr Marie, de producents oude moeije gecomen is van een dochter van der Horst, ook de oude Dirc kvan Suijlen te Harmelen heeft dit volgens getuige gezegd, dat Alphert ende Dirck van der Horst heerlijcke goeden hebben soude, so sij storven sonder kinderen, Herman van Suijlen Sweersz, haer neve, die producents vader, altijts als men sprack van die erfenis van Dirck van der Horst wie die hebben soude. Getuijge heeft gehoort ten tijde dat Hermans van Suijlen vader overleden is geweest ende synen soon die producent alhier 36 weken geboren wert naer sijns vaders doot, dat Dirc van Suijlen van Harmelen de oude wesende seer verblijdt dattet een soon was, geseijt heeft tegens die craamvrouwe, die producents moeder, ende die coster van Harmelen, laet ons gaen seijnde met een brieff Alphert van der Horst die noch leeffde het sweert van Herman van Suijlen ten eijnde dat hij wil bedencken den onmondige die sijn leenvolger moet wesen evenverre hij beleeven kan de doot van Alphert en Dirc van der Horst, ende dienvolgende hebben hem het sweert gesonden met die schout van Harmelen, ende heeft Alphert tselfde in danck ontgangen als die schout seijde als hij wederquam, verclaerde hierenboven dat sij getuige Alphert van der Horst, broeder van Dirc van der Horst van wiens goederen hier questie valt als sij getuijge verstaet, geleden omtrent 34 jaren in de Sleutel te Utrecht wesende aldaer gecomen ter uitvaert van Sweer van Suijlen, geseijt heeft gehad jegens Herman van Suijlen Sweersz, des producents vader: "Siet neeff wij en sijn den anderen so vreempt niet, want evenverre ick en myn broeder storven sonder kinderen, soo soude Marie van Herweerden ons rechte leenvolchster wesen, ende alsoo die te oud is om kinderen te crijgen, soo sult ghij of u kinderen mijns ende mijns broeders leenvolger sijn, ick hebbe u die wapens getoond in den Dom". Dit zelfde heeft Herman van Suijlen ook aan zijn pachter Joost Hermansz verteld, de goederen zouden erven op dese drie huijsen: t huijs ter Haer, te Vleuten ende op t huys ten Ham (bekort)