1539-03-28 |
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 126, 127v
Jaartallenindex
Dirrick Pietersz wordt, na dode van zijn vader Pieter Dircsz, aan wie deselve aanbestorven waren van zijn broer Jan Dircsz, welke Pieter Dirricxz kort na de dood en binnen een jaar van de voors. Jan Dircsz overleden was, beleend met 20 hondert lants uyt 8 morgen, daar Pieter Jansz Brasser de 6 morgen te leen houdende is, liggende in den ambacht van Coel bij Rotterdam, aen tween gedeelt, belend oost: Huge Menenz, west: Springelantskinderen, noord: de dyk en wech van Coel, ende syn de 6 morgen genaamt de drie (te weten den besit) ende de ander de drie morgen den dyckwal. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Vervolgens draagt Dirrick Pietersz dit leen weer over tbv Dirrick Duijts [Duyst] Heindricksz, die er vervolgens mee beleend wordt tot een onversterfelijk erfleen. In margine: op 20 september vijtftienhondert drie ..... verklaart voor de leenkamer Aenrt Gerritsz als man en voogd van Duve van Leeuwen, dat "al ist also dat het verlij alhier geregistreerd inhoudt de somma van 4£ gr Vls per jaar, dat hetselve niet en behoort te wesen van 2£ gr per jaar, en heeft mitsdien mij als griffier van de lenen verzocht dit te corrigeren, hetgeen geschied is"
leenmannen: mr Jacob [de Jonge] heere tot Baardwyk, onse Raad en rekenmeester, Heyman Vincentsz van den Ketel, ontfanger van de expargne in Holland, Anthonne Lebucq; in presentie van Jan van Eyndegeest, Gerrit Roelofsz, mr Cornelis Evertsz, voogden van Claes van Leeuwen als leenvolger van de gementioneerde Dirck van Leeuwen