1539-11-27 |
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 156v
Jaartallenindex
supplicatie van Claes van Borsselen, schiltknape en leenman van het graafschap Holland, inhoudende hoe dat hij na de dood van zijn ouders Jacob van Borsselen en jvr Ursula van Foreest, zekere lenen als oudste zoon ende op hem gesuccedeert, geanveert heeft en ontfaen. Niettemin is waerachtich hoe dat tot zijn kennis gecomen is, dat sommige lenen gelegen tot Middelburch der [!] der [! bij der stede van ?] Goude in Holland, mede bij zijn ouders achtergelaten zijn, groot omtrent 100 morgen, die welke geanvaart ende geoccupeert worden bij eenen Jan Spierinck als hebbende getrout een van des suppliants susteren, so wel in haren naam als oock van hare andere zusteren. Alsoo dat overmits dezen een proces is gerezen voor die Rade in Hollant, alwaar de suppliant heeft gesuccumbeert. Nu hangt de zaak "in staat van wyzen" voor de Grote Raad te Mechelen. Het is nu mogelijk dat de tegen partij er zich op zou beroepen dat hij het leen niet verheven heeft. Verlij was hem geweigerd daar hij dit niet binnensjaar gevraagd had. De keizer beveelt nu om de suppliant terstond er mede te belenen, behoudelijk ons en een ieder zijn recht (vgl 1540-01-17)