1541-04-05 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 166
Jaartallenindex

Karel beleent vrouwe Florence van Heemstede, vrouwe van Thienhoven, huisvrouw van heer Charles van Bernencourt heer van Thienlon, ridder, raad en hofmeester van onse suster de coningin-douagière van Hongarije, haar aanbestorven van haar broer heer Franchois van Heemstede, in zijn leven heer van Liesvelt, ridder: 1)het slot en huys van Liesvelt met de hofstede daar het op staat ende die landen daartoe behorende, met 6 morgen land daaraan gelegen in Gelkenesse, recht erfleen; 2) de heerlijkheid, hoge en lage, van ½ de stede van Nieupoort daar heer Rutger van den Boetzelare ½ van toebehoort, leen van Arkel, te houden tot een erfleen; 3) de heerlijkheid, hoge en lage, van Ammers Gravelant, van Gelkenesse, van den Afterlande, met bannen, boeten, thynsen en ⅔ deel van de tienden die daar vallen. Gerecht erfleen; 4) die coren- en smaltienden van Ammers Graveland, van den Afterlande ende van Poelwyk, ende haar vader vercreeg van heer Rutger van den Bootselare, te houden tot een erfleen; 5) die heerlijkheid van het dorp van Ottelant, gelegen in de Alblasserwaart, in hoge en lage gerechten, met alle den thynse, thienden, exchynsen van de heerlijkheid en het dorp, zoals heer Franchois die hield; 6) die hoge heerlijkheid van Puddersemsambacht, onversterfelijk erfleen. Haar man heer Charles van Bernenricourt doet de eed voor haar

leenmannen: mr Gelain Zeghers, mr Cornelis Suys, onse Raad in de camere v.d. Rade, Cornelis Barthouds, Anthonne Lebucq, Jacob van Busschuysen