1543-06-02 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 337-341v
Jaartallenindex

Cornelis van Bergen, heer van Sevenbergen etc, oorkondt dat hij aan Hubrecht Tack, coopman tot Dordrecht, verkocht heeft 24 bunder lands in het land van Bloemendale in het Sevenbergense land, west: 42 bunder lants die heer Jan van Renesse, drossaard van het land van Breda, van ons gecocht heeft, noord: van den derden [!] wech, oost: van het land dat wij nu andere personen vercoft hebben ende vertynst, zuid: de Cadyck aldaar, zoals wij deze 24 bunders den voors. Hubrecht hebben doen afmeten en bepalen bij onsen lantmeters. Ende dat om 225 R gld voor elke bunder, makende tesamen 5400 R gld. Daarenboven zal Hubrecht Tack betalen een erfchyns van 1st per bunder aan onsen rentmeester van Sevenbergen. Cornelis draagt dit land over aan Hubrecht als vrij chijns goed ofte eygen land, behoudens ons onse heerlijkheid en jurisdictie daarover als over chijnsgoede ende onse tiende. Tot zekerheid voor de vrijwaring stelt hij de heerlijkheid Zevenbergen. Als gemachtigden stelt hij: Janne mitten kinderen, onse procureur, Thomas Roose, onse dienaer, Joosten Jacobsz, en Michielen van Purte Anthonisz, en Frans Adriaen Meusz, beiden poorters van Breda, om deze zaken voor de stadhouder van lenen te regelen (vgl 1543-06-09, er staat 1545)

mede bezegeld door Gerrit Cornelisz, Cornelis Mertensz, Cornelis Cornelisz, schepenen van Zevenbergen