1543-10-28 |
R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 364
Jaartallenindex
Fop Hubert Luijtenz, als oudste zoon en leenvolger van zijn vader Huybert Luytenz, verklaart dat bij de verdeling van de goederen van wijlen Geen Luytenz, zijn weduwe Lysbeth toegedeelt kreeg een stuk leengoets, dat met haar eigen penningen gecoft was, groot 7 morgen, gelegen in Puttershouck binnendyks, uyt alsulke 12 morgen als heer Lodewyk van Praat van de keizer in leen hield. Waartegens aan zijn vader Huybrecht Luytenz ander eigen goed toebedeeld was. Fop nu bekent nu dat hij hetselve leen overgedragen heeft tbv voors. Lysbeth en haar man Claes Heinrics van Renes, zonder enig recht daaraan te behouden. Hij machtigt Jasper van den Mote, procureur voor den Hove van Holland om deselve lenen te ontfangen (vgl 1545-09-19)
leenmannen van Holland: Anthonne Lebucq, deurwaarder v.d. camer v.d. reeckeninge in den Hage, Nicolaes Barthouts, zij ondertekenen de akte daar zij geen zegel hebben