1543-10-29 |
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 308
Jaartallenindex
Adriaen van Swieten wordt na dode van zijn vader Cornelis van Swieten beleend met de navolgende percelen van leen: 1) 2 woningen in den ambacht van Voorburch, die één met 22 morgen, die ander met 6 morgen, die Claes van Voorburch voortijts toebehoorden, tot een onversterfelijk erfleen; 2) het ambacht van Soeterwoude, zoals zijn vader dat hield, ende van Adriaen van Swieten niet te versterven, also lange als er wetachtig kind leeft, dat van wylen heeren Bartelmeus van Raephorst lyve gecomen is; 3) die tiende van der hofstede en hove van Swieten, mitten Duyfhuyscamp, molencamp en Coppersweer, also als die gelegen is tussen die Swieten en Copperswateringe. Welke thiende met haren toebehoren begrepen is in die Ryntiende, die Jan van Swieten van de grafelijkheid te leen hield, tot een onversterfelijk erfleen; 4) 7 hont lants gelegen binnen de ambacht en heerlijkheid van sGravesande, belend tussen dat godshuis van sGravesande en die buren aldaar met haren thuynen, tot een onversterfelijk erfleen; 5) 30 morgen veen land liggende in de Kuetelvenen in den ambacht van Lisse, een recht leen; 6) 9 gaarden lands gelegen tot Rietveld in onsen lande van Woerden, een recht leen. Daar Adriaen nog onmondig is, doet Gerrit van der Laan de eed voor hem
leenmannen: Cornelis Barthouts, Willem van der Criep, Jan van den Woort