1543-12-08 |
R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 324, 328
Jaartallenindex
Cornelis van Bergen, heer van Sevenbergen etc, bisschop van Luik, verkoopt aan heer Gerrit heer van Assendelft een jaarlijkse rente van 120 Kar gld, losbaar met 1920 Kar gld, verzekerd op onse goeden, tienden, duynen en anders, gelegen tot Eemskercke, op onse heerlijkheden en domeynen van Oosthuysen, Eetersem en Noordeloos. Hij geeft vervolgens volmacht aan Willem van der Criep, Cornelis Harpersz van Haeften en Adriaen van Lavella, procureurs, postulerende voor den Hove van Holland, om voor stadhouder en leenmannen confirmatie te verkrijgen op deze belasting van zijn leengoeden. Op 1544-03-05 confirmeert de keizer deze akte op verzoek van Adriaen van Lavella q.q., en beleent hij heer Gerrit met deze rente
1544-03-05 presentibus: Wouter van Beeckesteyn, onse schout van Haerlem, Cornelis Barthouts en Nicolaes Barthouts