1544-01-31 |

R.A.H. Coll Aanw 122 Caput Putten, Arkel fol 205v-208
Jaartallenindex

request van jhr Johan Oudaert, heer tot Ricostele, Harlebeecke, inhoudende dat wijlen zijn groote vader Jan Oudaert op 1481-11-08 vercregen heeft van vrouw Anna van Bourgoinge ⅙ deel in seeckere uytgorsen, aenwassen, aenwerpen, gelegen in den lande van Putten in Zeeland, genaamt "de Galenthee" en Oelkensplate etc, mitten gorssen van den Bommel totten Grysoert toe, voor erfchyns te betalen aan de rentmeester van de heer van Putten. De vrouwe van Ravesteyn had ze verkregen van de hertog van Bourgondië, (brief 1477-02-17) onder voorwaarde dat indien de landen bedyckt zouden worden tot corenlanden, deze corenthienden tot een onversterfelijk erfleen gehouden zouden worden, behalve dat men den hertog van elk gemet thienden 10 gr Vls zou betalen. Zijn grootvader heeft enige parten van zijn ⅙ deel aan andere personen overgegeven, en na zijn dood is zijn part van zijn ⅙ deel gekomen op zijn enige zoon Janne, vader van de suppliant, terwijl diens moeder er lijftocht aan hield, voor meer dan 40 jaren. Intussen waren die uytgorsen bedijkt, in een polder genaamt die Tille, bedijkt 1504. Een andere polder geheten die Galenthee, uitgegeven 1521, en de Molenpolder 1526, de Noortpolder bedyckt in 1525, dus lang na de dood van de grootevader en van de vader van de suppliant. Nu zijn moeder gestorven is, ontdekte de suppliant dat de tienden van de bedijkte uitgorsen leengoederen zijn, en hij begeert belening met het ⅙ deel. Advies van stadhouder en leenmannen en van de rekenkamer dat hij beleend mag worden, wat de keizer doet

leenmannen: heer Gerrit van Poelgeest, heer van Hoogmade, ridder, Raad van het leenhof, Cornelis Barthouts, Nicolaes Barthouts