1545-07-01 |
R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. (?) fol 383
Jaartallenindex
Josue van Halveringe wordt na dode van zijn vader heer Zegelyn van Halveringen, Raad en meester v.d. reeckeninge in den Hage, beleend met: 1) het dorp van Hofwegen met tienden en toebehoren, achter de wemeninge, onversterfelijk erfleen; 2) een tiendeken in t oosteynde van Molensgrave [Molenaarsgrave ?], opten Uijlendam in ZH, recht leen; 3) 3 morgen in den lande van Wateringe, oost: de heere van der Wateringe, west: die heren van St Jan te Haarlem, recht leen; 4) een rente van 20 Kar gld, uit een woninge met 7 morgen 3 hont lants, en een smaltiende daartoe behorende, gelegen in den ambacht van Wateringe, erfleen; 5) 11 morgen lands gelegen in Lederbroeck die morassen waren; 6) 6 morgen op Borgelen; 7) 6 morgen gelegen tot Oost[er]wyck in de smalle strijpe, dit met Floris van Kyfhoeks erfgenamen ende mit Teylingen onderdeelt zijn; 8) 2 hont in Evert de Ruyters lant; 9) een eyndeke weerts in de Merwede boven Schaluynresloot, streckende van de weert van Floris van Kyfhoecs erfnamen, tesamen 23 morgen 2 hont, recht leen, leen van Arkel; 10) ½ weer lants van 4 morgen gelegen op Scheydelwyck an de westerse zyde van de gehele weer, ongedeylt, belend west: de erfgenamen van Jacob Snouck, oost: Aert Claesz, streckende totte Scheydelwyck wateringe, leen van Arkel, recht erfleen; 11) 11 morgen lands in den ambacht van Maaslant, belend tevoren heer Gysken van Diepenburch en Gerrit van Alckemade, en nu oost: de middelwateringe, zuid: Cornelis Dirck Smoirsz met zijn kinderen en Jacob Jansz, tot Delft, west: de Middellantse wech, noord: Machteld Dirck Smoirsz weduwe, leen van Voorne; 12) ¼ deel van de tienden in Schakerloo, geheten den Dalemschen polre, dat nieuwe lant daerna gelegen ende Hendrik Kempezoons hoeck, gelegen achter Claes Lanckdoelen met syn toebehoren, het andere ¼ deel behoort den heer van Bergen opten Zoom, onversterfelijk erfleen; 13) die Vestmeet mitter graft ende mitten wech daertoe behorend, gelegen in Spykenisse met een duyfhuys daerop te setten, en 10 sch per jaar uit onsen schote tot Biervliet, leen van Putten. Daar Josue onmondig is, doet Claes van Damme de eed; 1562-09: doet hij zelf de eed, in handen van mr Cornelis Zuys, stadhouder van de lenen in Holland
present: Jacob van der Does, Adriaen van Damme, Adriaen Le seur [er staat: Lepeur], Pieter van Berthouts [!]