1545-07-17 |
R.A.H. Coll Aanw 123 Caput Zeeland fol 181-183v
Jaartallenindex
Karel beleent nu, na niet tijdige verheffing, jhr Johan markgrave van Bergen, na dode van zijn vader heer Anthonis markgrave van Berghen, met: 1) ½ van ⅙ deel van al de heerlijkheden en tienden van Vosmaar, behalve de tienden van Oud Vosmaer en die erven en vronen die in 1493 daar bedyct waren; 2) ½ van 1/24 deel van de heerlijheden en tienden van het land van Vosmaer; 3) 1/36e deel van Vosmaar met ambacht; 4) 1/38e deel als voren; 5) ¼ deel van 1/12 deel als voren, uitgenomen de tienden van Ouwe Vosmaer; 6) ¾ deel van 1/12 deel als voren; 7) 1/32e deel en 1/72e deel, makende tesamen 1/24e deel als voren; 8) ¼ in de thienden van de Dalemsche poldere t nieuwe lant, daeran gelegen Hunrick Kempenz hoeck in den lande van Schakerloe, achter Lancoelen; 9) ⅓ deel van ⅛ deel van de heerlijkheid en tienden van het land van Vosmaer, met ambachtsgevolg en ambachtsrecht, alles onversterfelijke erflenen. Daar de markgraaf onmondig is, doet jhr Franchois van Bourgoingen geseyt Phallaix, heer tot Nyenwerve, als daartoe gemachtigd door de markgravin van Berghen, als enige voogdes van haar zoon, de eed (vgl 1545-06-26)
leenmannen: Heyman van de Ketel, Raad en meester van de reeckeninge, Aelbert van Loo, auditeur aldaar, Anthonne Lebucq