1333-10-18 |

A.R.A. Copie Leenkamer no 27 fol 86/L.R. 11 fol 30v
Jaartallenindex

graaf Willem oorkondt: want onse goede lude van Enchusen als Arnoudt Stepuel den soone [Steijneldenz], Altgheer Jacobsz en zyn broeder Thade, gevangen worden te Lubeke, ende hoir schip ende goedt ghenomen omme des oirloghen wille van Staveren, dair wij off verstaen dat sij gheen schout [= schuld] toe en hadden. Zij beklagen zich over hun schade. Die van Lubeke zijn de uitspraak hierover aan de graaf van Holland verbleven. De graaf bepaalt dat die van Lubeck aan Arnoud en zijn gezellen zullen geven 3£. Dit geld zullen Arnoud c.s. gelijkelijk delen. Ende en ware Arnoudt syn deel van den schepen niet gegouden, mach hij noch wittelijk betoghen dat dat ¼ deel van den schepe syne was ende niet dier van Staveren, soe sal men hem sijn deel gelden