1411-04-28 |

Nederl. Heraut jg 1885 p 223
Jaartallenindex

Jan van Zandwijc en Willem Heinricsz oorkonden dat heer Willem van Egmonde, ridder, Kerstant van den Berghe die op die tijd baljuw van Delflant en Schieland aensprac want hij ende syn pachtenaren van sinen moer gelegen aen den ambocht van Zevenhusen hem verwilcoert hadden aen sijn hant voir myns genadigs heeren Raet van Hollant, die t hoir begheren mede was voor hem te recht te comen ter Ouderscye voor die vierschaer op ten eersten Sonnendach na Meydach naistocmende, als van sulc recht als voor hem begonnen ende ghesproken was, ruerende van sulke pandingen als die pachtenaren van den voirs. moer van heren Jans wegen van Hodenpijl ende der jvr van Acoeijen ghepandt wairen, dair die pachtenaren pantweringe of gedaen hebben. Heer Willem noodigde de voirs. baljuw uit voor hem recht te doen, doch deze toonde een akte van 20 april 1411 van hertog Willem. Toen dit plackaert gelezen was, antwoerde die bailiu heer Willem, overmits dat hem alsulken brief ghecomen waer, so en dorste hi noch en woude dair gheen recht verder off doen. De beide oorkonders bevestigen dit alles. Dit ghesciede in den Hage in heren Gheryts herberge van Egmonde, ridder