1463-07-06 |

A.R.A. Copie Leenkamer 39 fol 87/Reg Charolais fol 44v
Jaartallenindex

Anthonis Michielsz oorkondt: alsoe Robbrecht van Dronghelen Pietersz myn genad. heren van Charolais met een supplicatie te kennen gegeven heeft, hoe dat wijlen joncheer Jacob heer tot Gaesbeek, tot Put ende tot Stryen, mit zynen brieven gheoorloift hadde, dat soe wanneer Henrick van Dronghelen, zyn broeder, voor hem quame en overgave tot synre behoef, die twee tiende nvan Biervliet ende Vrieslandt, gelegen in den lande van Putten, die hij van hem als here van Putten in leen hield, dat hij hem dan die verlijen en verlenen sall ende hem dairaff brieven geven. Ende hoewel dat zyn broeder Hendrik van Drongelen dat alsoo voir mynen joncheren gedaen hadde, soe en hadde hij tot noch toe geen brieve van verlijinge kunnen krijgen, hoewel hij er tot veel stonden om gevraagd hadde, hoewel hij nochtans de tiende gebruicte en besat. Hij verzoekt nu wederom belening. Ende want Robbrecht de brief vertoond heeft en ook de possessie van de twee tienden uitgenomen ⅛ deel en ⅓ deel van ⅛ deel die Robbrecht reeds bij tyden myns joncheren van Gaesbeek overgegeven heeft, ende op dese tijt bruyct en te leen houdt een genoemd Jan Vastairtsz. Zo is het dat ik nu Robbrecht van Drongelen beleend heb met de twee tienden van Biervliet en Vryesland, uitgenomen ⅛ deel en ⅓ deel van ⅛ deel als voors. is. Te houden tot een erfleen, leen van Putten

present: Symon Vrederick, leenman van Charolais, Jan van Zwieten, leenman van Holland, bij gebreke van leenmannen van Charolais