1520-03-29 |

R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 31v
Jaartallenindex

Karel beleent Willem Joestenzoen Soeten met: 1) ⅛ deel van de ambachtsheerlijkheid als maellerije, visscherije, veeren, giften van kercken, costerien, benefitien ende alle andere profyten der ambachtsheerlijkheid volgende ende toebehorende, bedyckt en onbedyct van t Zomerlant ende Ramshille, gelegen in onsen lande van Voorne, 2) ⅛ deel van alle de corenthienden ende smaeltienden die in t Zomerlant en Ramhille verschynen zullen, die den voors. Willem Joestenz aangekomen zijn bij dode van zijn broeder Adriaen Joestenz. Te houden tot een onversterfelijk erfleen, leen van Voorne, behoudens ons de erfpacht van 300, een pont van 40 gr Vls. Ende daertoe de erfpacht van 10 groten Vls op elck gemet thienden van datter altehants bedyckt is of bedykt zal worden. Willem Joestenz heeft zelf de eed gedaan

leenmannen: Vincent Dammasz, clerc ord. in de camer v.d. reeckening, Simon van der Goude