1521-02-14 (1520) | Schoter Vlieland

R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Kennemerland fol 21v, 22v/Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 840
Jaartallenindex

alsoo men bevonden heeft dat Gerrit van Berckenrode de jonge, besittende is een cleyne ambachtsheerlicheyt geheeten de ambochtsheerlycheyt der buyrscip van Vlylandt bij Schoter Capelle bij Haerlem, sonder daerof enich verly ofte investiture te hebben, niettegenstaande dat syn vader de oude Gerrit van Berckenroede deselve ambachtsheerlijkheid in den jare 1470 te leen ontvangen heeft. Mits t welcke de Procureur-generaal van skeizers wegen deselve Gerrit van Berckenrode had doen dagvaarden voor den leenhere, concenderende dat t zelve leengoed aan de keizer vervallen was. Ende alsoe deselve Gerrit seijde dat hij hier voortyts verlij daerof genomen had, sonder dat hij nochtans tselve conde doceren bij eenige brieven of registeren maar presenteerde hetzelve te affirmeren, allegerende oock de cleijne waerde van derselver ambachtsheerlijkheid en dat hij daarom geen processen en begeerde te sustineren, vraagt hij opnieuw verly. Zo wordt hem dit alsnog toegestaan, zonder daarvoor opnieuw heergewade te betalen. Eodem die beleent Karel hem met dit leen tot een recht leen, met ontlasting van de versuymenis en zonder heergewade (vgl 1472-08-31)

leenmannen: Thielman van Dullekem, raad en meester v.d. rekening, Jacob de jonge, heer tot Baertwyck, auditeur van de rekening