1524-06-23 |

R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 125
Jaartallenindex

Karel beleent Thielman Oom Servaesz na dode van zijn vader mr Servaes Adriaensz met: 1) ½ van de ambachtsheerlickheden met alle toebehoren en gevolgen, van Roxnisse, te weten: a) te setten schout, schepenen, dyckgrave, heemrade, b) de gifte van der kerken, costerie, beneficien en andere geestelijke provenen, c) visserij, vogelrij, veren, d) alle andere profyten in onsen voors. lande, bedykt ende onbedyckt in onsen lande van Voorne; 2) ½ van alle coren- en smaltienden in het voors. landekin van Rouxnisse. Leen van Voorne, onversterfelijk erfleen. Behoudens de heerlijkheid Voorne een erfpacht van 378£ van 40 gr per jaar eeuwigdurende, op geheel Rouxnisse ende den Ruygen hille daarin begrepen. Ende daertoe een erfpacht van 10 groten van elk gemet tienden van den voors. lande, dat althans bedykt is of hiernamaals zal worden. En dit alles naar inhoud van de eerste brieven daarmede t voors. landekin eert uytgegeven is uytten zoute int versche te bedyken tot een corenlande (gegeven te Brugge den 19e van Sporkele 1481). Daar Tielman Oem Servaesz uitlandich is, doet Joost Cornelisz van Cleyenburch als zijn voogd de eed

leenmannen: Floris van Assendelft, castellein v.d. Goude, mr Aelbert van Loo, onse Raad ordinaris, Cornelis Barthouts, Bamgart Saij