1525-06-24 |

R.A.H. Coll Aanw 116 Caput Zeeland fol 151v
Jaartallenindex

Karel oorkondt dat onse lieve en getrouwe Raad en meester van onser reeckeninge mr Claes van Essche ons te kennen gegeven heeft, hoe bij sententie dd 1525-01-16, Bouwen Hart heer van Abbenbroec uijt onsen landen van Holland, Zeeland en Vriesland gebannen is en al zijn goederen geconfisqueerd, waaronder ¼ deel van de hoge-, middele- en lage heerlijkheid van Abbenbroek, met thienden, visscherien, maelrien, jaerschot, gorsettinge e.a. toebehoren, met 8 gemeten lands gelegen in Kaetgen en ½ gemet geheten Spartegelt, gelegen in Abbenbroek. Welk ¼ deel, volgens een daarvan opgemaakt staatje, bevonden is waard te wezen 20£ 9schell groten, en 21 myten Vls, alleenlijk belast met een douarie van 5£ gr Vls per jaar, dat vrouwe Machtelt van Diemen, weduwe van heer Bouwen van Abbenbroeck, daarop haar leven lang heeft. Dat daarna Jan Heyndricsz, ontfanger van de exploicten van de voors. Rade vervolgens dit goed in het openbaar verkocht heeft, zoals die aan Bouwen Hart toe behoord hadden, daeraen voor ons reserverende de opperheyt, ressoort en bede. Dat mr Claes van Essche koper is gebleven voor 2490£. Dat mr Claes nu beducht is dat de vrouwe van Montfoort, die pretendeert dat haar de resterende ¾ delen toebehoren en dat de confiscatie van dien hier behoren te volgen alsoe verre deselve eygen goeden ende geen leenen zijn, verzoekt hij dat deze koop hem gegarandeert zal worden. Karel confirmeert vervolgens deze verkoping (vgl 1526-02-05)