1527-11-15 |
R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Sticht fol 4-6
Jaartallenindex
leenmannen van Holland oorkonden dat Pouwels Pietersz en Eeuwout Eelgisz ende [!] als voichden van svaders wegen van Gerrit Thoniszoons kinderen, ter ener zijde, Baernt Cornelisz en Egbert Baerntsz als voochden van smoeders wege van deselve kinderen, ter ander zijde. Ende wij Adriaen van Houff Baerntsz en Jan van Couwenhoven Willemsz, burgemeesteren der stede van Schoonhoven als oppervoochden derselver kinderen te kennen gegeven hebben hoe dat wijlen Gerrit Thonisz verlijdt is geweest een hofstad, berch en schuyre ende al dat binnen syn graften begrepen is, gelegen binnen den Gestichte van Utrecht, in den kerspel van Lopik, ende daertoe 7 morgen lands, daer t huijs voirs. op staet. Welcke hofstad mit allen hueren voirs. toebehoren bij wijlen Claesken, weduwe van Thonis Dircsz, des voors. Gerrits moeder, gecoft is geweest tbv Neelken Thonis Dirxdochter, nu getrouwt hebbende Pieter Aert Evertsz, van wiens goeden die voirs. Gherit Thonisz staende haer onbejaertheyt de handelinge en administratie gehad heeft tot haren hilicken dag toe, ende dewelke Gerrit Thonisz indien hij geleeft hadde, zyn suster Neelken Thonisdochter die voors. hofstad c.a. opgedragen zoude hebben voor den leenheer. Welke hofstede nu den 29e oktober l.l. versocht is geweest op de naam van Gerrit Thoniszoons oudste zoon ende rechteleenvolger genoemt Thonis Gerritsz. Voogden en oppervoogden verlangen echter dat dit leen gesteld wordt op Neelken Thonisdochter, zuster van wijlen Gerrit Thonisz, Pieter Aert Evertsz huisvrouw (vgl 1527-10-29 en 1527-11-20)