1534-09-29 |

R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Zeeland, Voorne fol 122-124v
Jaartallenindex

extract uyt het testament van Jacob Heerman Gysbrechtsz: aan Gysbrecht vermaakt hij: 1) de ambochtsheerlijkheid geheten die Riethuere, dat men nu heet die Maesdam, gelegen in Zuyt Holland, met alle ambachtsheerlijkheid als visscherie, vogelrie, tienden, onder conditie dat Gysbrecht na zijn vaders dood zal moeten uitreiken aan zijn broer heer Dionysius, presbyter, 12£ gr Vls per jaar diens leven lang. Heer Dionysius moet hiermede tevreden zijn, en mag niet mee delen in de goederen van zijn vader. Na dode van heer Dionysius zal Gysbert de vrijgekomen rente ter waarde van 14 Kar gld met zijn broer en zusters moeten delen; 2) een leen gelegen in den lande van Voorne in de ban van Oostvoorne bij den Briele, welck hij gedeelt van wijlen zijn moeder; 3) 5 gemeten vrij lants in den ouden Hoerne, ende 5 schell per jaar op t capittel van Oost Voorne, leen van Voorne; 4) een leen dat gecomen is van zijn vader gelegen in Heemvliet, in leen gehouden van de heer van Cruningen als heer van Heemvliet. Jacobs zoon Willem ontvangt: 5) een leen gelegen in de ban van Voorne, gekomen van zijn vader, te weten de hofstede achter de kerk, mitten Meeldyck in Zwarte Wale met 9 gemeten vrijs lands, gelegen in den Nyeuwen Hoorn, leen van Voorne; 6) Ende soe maakt en ordonneert de voors. Jacob zijn leen van Rouxnisse in Pancrasgors, dattet een van zijn kinderen versoucken sal. Daeruyt maeckt hij syn kinderen t zy mans persoon of vrouwpersoon alsoo vele lands als elck deelen ende elck sijn ambachtsheerlijkheid, tienden, aenwassen ende dijcken. Mitsgaders dat elck betalen zal den erfpacht van het gemete; 7) aan zijn dochters Mariken en Machtelt maakt hij dat sij "begrotinge hebben sullen uit zyn goede, hetzy roerende hetzy onroerende dat geen leenen zyn". Schout en schepenen van de bannen waar de leenen gelegen zijn die hij aan zijn zoons vermaakt heeft, zullen die moeten taxeren en er zal verrekening moeten plaatsvinden