1536-09-26 |
R.A.H. Coll Aanw 118 Caput Arkel, Putten en Strijen fol 134v, 135v
Jaartallenindex
Karel oorkondt dat voor de stadhouder van lenen Jacob Dircsz van Haestrecht opdroeg tbv Pieter Luijt Pietersz 1 morgen lants uit een weer lants groot ½ hoeve, ende is dat oosterste weer van derselver hoeve, mitter waterkeringe, gelegen beneden Haestrecht, streckende van der Backwetering totter halver Yssel toe, alsoo verre als die Steenplaetse begrepen heeft, zoals Jacob Dircsz voors. die van ons als heer van Arkel in leen gehouden heeft. En dat hij vervolgens Pieter Luyt Pietersz hiermede beleend heeft als leen van Arkel, tot een onversterfelijk erfleen. Eodem die oorkondt de keizer dat Jacob Dircsz hem opdroeg tbv Pieter Luyt Pietersz een weer lants, groot ½ hoeve lants ende is dat westersche weer van derselver hoeve, gelegen beneden Haestrecht, uytgenomen een steenplaetse groot 1 morgen lands, streckende achter van der Backwetering totter halver Yssel toe, die de voorn. Jacob Dircsz daeruijt aen hem reserveert, met sulcke bepalinge als sij dat tesamen bij den gerecht van Haestrecht accorderen zullen. En dat hij Pieter Luijt Pietersz ook hiermede heeft beleend tot een onversterfelijk erfleen, leen van Arkel
Cornelis Barthoud Jansz, Anthone le Bucq, Bartoud van Outena, leenmannen