1537-01-12 |

R.A.H. Coll Aanw 120 Caput N.H. fol 66-71v
Jaartallenindex

(stilo Traject.) testament van jvr Margriete Enghebrechtsdochter van Esbroeck, huisvrouw van mr Geryt Jorisz de Bye, inwoonster van den Haghe: zij vermaakt haar man de lijftocht van al haar goederen, na diens dood te komen op haar rechte erfgenamen. De eigendom van haar leengoederen vermaakt zij aan haar zoon Philips Cornelisz van Duyvenvoorde, tbv zijn kinderen of erfgenamen, en mede dat hij daerof uytreyken zal zijn broeder Cornelis 1£ gr per jaar, en zijn zuster Kunera Cornelisdochter 1£ gr per jaar, ter losse den penning 16, na de dood van haar man mr Geryt. Sterft Philips kinderloos dan erft het leen op haar zuster Machtelt van Oyen; sterft zij kinderloos dan te komen op hun broer Cornelis van Duvenvoorde. Ende noch so wil en beggert zij dat also Machteld Floris van Oyen aen gecomen waren aen penningen 16£ gr bij dode van Willem van Berendrecht, welk geld belegd was in losrenten die echter afgelost zijn en niet weer belegd, soo sal Machteld uit haar goederen 1£ per jaar te lossen met 16£ ende dat verzekerd worden bij haar erfgenamen op al haar goederen ter tijt toe dat t selve gelost zal wesen. Machtelt zal ook mede delen in alle andere goederen die zij achterlaten zal, gelijk haar andere zusters en broeders. Na Machtelds dood te komen op haar zuster en broers. Ende haar vaders goederen zullen als dan gaan naer uytwysen het testament bij haar vader Floris van Oyen gemaakt. Zij institueert tot haar erfgenamen haar vier kinderen Philips, Cornelis, Cunera en Machteld in gelijke portien, pas na de dood van haar man. Aan haar oudste zoon mr Joost van Duvenvoorden constitueert zij 200 Kar gld eens, om door haar erfgenamen na de dood van haar man uit te betalen aan mr Joost 4£ per jaar, hij zal deze rente niet mogen verkopen. Haar huwelijksvoorwaarden met mr Gerrit die Bye moeten effect behouden, zoadat haar man geen goederen zal mogen vervreemden. Aan Thuyn dat potwyf vermaakt zij 20 scell en aan Barber dat potwyf 10 sc, also lange als sy in de huyr van de straat blijven. Aan Cunera vermaakt zij haar beste tabbert en beste faleye en een cleijn ungeley met een tafelken van diamant. Cunera en Machteld zullen haar andere kleinoden tesamen delen. Aan heer Herman, capellaan in den Hage, haar biechtvader, vermaakt zij 1 Ph gld, aan haar jonckwyf Anna 10 sch, boven haar huur en verdiend loon. Zij wil begraven worden op het hoochkoor in de St Jacobskerc in den Hage in haar ouders graf. Aan haar dochter, geprofessyt in St Caterinenklooster in den Brie,l vermaakt zij ½£ en een cralen paternoster, dat cleinste van de twee. Als executeurst test. stelt zij aan Nicasius Anthonisz en Anthonis Aertsz, beiden schepenen in den Hage, die voor hun moeite elk 2 Ph gld ontvangen (vgl 1535-06-08 en 1538-01-28)

Joducus Corvinck, notaris; getuigen: Gerrit Jansz de oude, Claes Doenz