1567-12-20 |
R.A.H. Coll Aanw 138 Caput Zeeland, Voorne fol 68, 69v, oud fol 39
Jaartallenindex
request aan de stadhouder en Raden van den leenhove van Holland gepresenteerd door Jacob van Uytrecht Jansz, als oudste zoon van wijlen Marie Jans de Roendochter. Hij stelt: hoe dat hij suppliant ten overlijden van wijlen zijn vader mr Johan van Uytrecht, verscheyden leenen zowel van de Grafelijkheid van Holland als van andere vasallen dier grafelijkheid ontvangen heeft. Hij heeft nu ontdekt dat wijlen zijn moeder in het jaar 1533 door den keizer als heer van Voorne beleend was met ¼ deel van ½ van den bedijcten landeken genaemt den Struijt, ende alsdoen genaempt "den ouden ende den nieuwen Struijt", mitten tienden en ander toebehoren o.a. van de uytgorsen en aanwassen waarmee zijn moeder Marie Johan van Roendochter beleend was tot een onversterfelijk erfleen. Een half jaar later waren deze landen, bedyct en onbeduct, vrij verklaard tbv Aernt Vranckez, schout van Delft, door keizer Maximiliaen, tijdens de onmondigheid van keizer Karel, behalve ½ van de tienden, die als leen van Voorne, leengoed zouden blijven. Daar suppliant niet wist of het voors. perceel nu leengoed of eigen is, daar zijn vader Johan van Uytregt die selve lange jaren na de dood van zijn voors. moeder ontvangen en bezeten heeft als vrij goed, nu nochtans ontdekt hebbende dat dit goed ten dele leen was, verzoekt hij alsnog dit deel te mogen ontvangen in leen tegen betaling van de hofrechten en heergewade. Dit wordt toegestaan. Op 1567-12-21 wordt mr Jacob van Uytregt Jansz door koning Philips ermee beleend, te houden tot een onversterfelijk erfleen
mr Jacob de Jonge, secretaris van het Hof van Holland, mr Cornelis Oem, Pieter Herwijer, Jan Beuckevort Jansz, leenmannen