1570-02-04 |
Arch Grote Gasthuis Haarlem Inv no 38/1 no 239
Jaartallenindex
Dielof Reijersz, schout in den ban van Uitgeest, oorkondt dat de eerzame en geleerde mr Jan Maertensz, doctor in medicinene, en Catherina Willemsdochter, weduwe van Jan Conincxz met haar gecoren voogd Jan Willemsz Vroutgens, en ook vervangende haar zoon, geprocreert bij de voors. Jan Conincsz, gelieden dat mr Jan en Jan voorn. zekeren tijd geleden van het St Elisabethsgasthuis te Haarlem twee stukken lands gekocht hadden, die door wijlen Flores van Adrichem aan het voors. gasthuis gelegateerd waren, te weten het eene in den Oostbrouck, 40 geersen groot, belend oost: Sintingebrouck, behorende Ysbrant Jansz, zuid: die grote Oocker, west: de Vogelmeer, noord: die Croft, behorende Phillips Claesz. Ende het ander gelegen achter Assum genaamd de Morssche, groot 18 koeven, belend oost: een wateringe genaemt de nauwe laen ende een stuck lants genaemt den acker, zuid: Bruijns Ven, west: Sulien Ven, behorende de erfgenamen van mr Fop Jansz, noord: het Daelmeerke. Welke verkoop daarna wederom geheel teniet gedaan is, vóórdat de brieven overgeleverd waren. Zij dragen dus dit land weer over aan de gasthuismeesters
schepenen: Voossen Reyersz en Pieter Pietersz, de schout zegelt voor hen