1571-03-26 (1570) |

R.A.H. Coll Aanw 139 Caput Z.H. fol 23
Jaartallenindex

koning Philips oorkondt dat hij overmits de coop bij ons gedaen van de steden van der Veere en Vlissingen in Zeeland mit andere partijen domeinen toebehoord hebbende wylen onse neve den marckgrave van der Vere heer Maximiliaen van Bourgondië, ons van node is alsnoch op te brengen merckelijke somme van penn. Hij heeft daarom besloten enige partijen van lenen onlancx gedevolveert bij den overlijden van Sebastiaen van de Ketel Heymansz als quade leenen. Hij heeft nu binnen onser vlecke van den Haghe op de grote pleytcamer inden Hove aldaer, doen opveylen de ambachtsheerlijkheid van de Linde, begrijpende 1/16 deel en ½ van 1/16 deel van den ambacht van Swindrecht met het schoutambacht en dijkgraafschap aldaar en 12 morgen land in de Nesse buitendijks, en 1/16 en 1/32 deel in de Noorden van de buyterlanden van Swindrecht, visscherij ende gifte van pastorie, secretarisschap en bode ambacht. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Op 1570-03-06 in dit lopende jaar is deze koop ingezet op 5000 Vls ende geanalneert [?] op de somme van 3210 Vls, daerop gemynt is bij Jacob van Persijn, die daer van coper gebleven is voor 3210 £, te betalen aan Andries van der Goes, rentmeester van Zuyt Holland. Dit goed wordt Jacob van Persijn nu opgedragen tot een onversterfelijk erfleen. Volgen de twee kwitanties, daarna de eigenlijke belening op 1571-06-17

bezegeld te Brussel bij den koning: de hertog van Alva, heer Gaspar Schets here van Grobbendonk, thes. generaal, Joes de Damhoudere, ridders, Jacques Reyngout, gecomm. v.d. financien; 1571-06-17: mr Cornelis Oem, Pieter van der Borgh, leenmannen