1572-1576 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 641
Jaartallenindex
Machteld van Nyeuwenrode, weduwe Gherrit Spierinck van Wel, kastelein en drost van Heusden, contra Wouter van Oudheusden voor zijn vrouw Cornelia Spierinck, Gherrit Spierinck evenals zijn vader Gherrit Spierinck kastelein en drost van Heusden, mede namens Huberta van Wyck, dochter van Arnolda Spierinck, weduwe Hubrecht van Wyck, heer van Onzenoord. Allen erfgenamen van hun vader en grootvader Gherrit Spierinck van Wel. Deze (de oude) was gehuwd met Emerentia van Merssel en Cornelia, Gerrit en Arnolda waren de kinderen uit dat huwelijk. In 1556 stierf Emerentia en volgens het Heusdense erfrecht behield Gherrit Spierinck alle roerende goederen in eigendom en kreeg het onroerend goed in vruchtgebruik. Toen Gerrit Spierinck de oude in 1570 overleed, nalatende zijn tweede vrouw Machteld van Nyenrode als weduwe, eiste deze de eigendom van de roerende en het vruchtgebruik van het onroerend goed. Gerrit was met Machteld zonder huwelijkse voorwaarden getrouwd. Achteraf was bij willige condemnatie door het Hof van Utrecht, dd 1560-11-04, elke gemeenschap van goederen uitgesloten, zij had dus geen recht op de erfenis van haar man. Op grond hiervan namen gedaagden tijdens afwezigheid van Machteld uit Heusden, bezit van de roerende goederen. Machteld ging in beroep bij de Grote Raad die de zaak op 1571-10-06 naar het Hof verwees. Bij vonnis dd 1572-03-29 herstelde het Hof Machteld in het bezit van de roerende goederen. Toen verweerders deze uitspraak niet nakwamen, liet Machteld hen gijzelen. Het Hof verklaarde in november 1574 deze gijzeling ten onrechte geschied. Machteld tekende tegen de sententies van 1572-03-29 en 1574-11 beroep aan bij de Grote Raad