1578-09-17 (III) | Haarlem, Overveen
Ms Opstraeten v.d. Molen dl III fol 946-952
Jaartallenindex
(vervolg) tussen de weduwe en erfgenamen blijven gemeen: 1) 800 Kar gld huijscusting als noch te ontfangen staen van Adriaen Jacobsz backer van sijn huyse binnen Haerlem op t Spaerne aen de Turffmarct, genaamd "de Drie Rogge brooden", 2) 150 Kar gld huijscusting als resteren van de huysinge genaemt "de Engel", staende aen de noordzijde van de Grote Kerck binnen Haerlem, 3) een stuck lants gecomen van jonker Floris van Jutphaes, gelegen in Overveen onder duijn, 4) een stuck land in de ban van Overveen aen de vaert gelegen bij de Lindeboom, groot 2 morgen, 5) ½ van de huysinge gelegen binnen Haerlem aen t Grote kerchoff, genaemt "de Hollantse Tuijn", 6) die Sant Vaert soe goet ende quaet als dieselve is, 7) 96 Kar gld die bij obligatie resteren van Steffen van Heussen tot Leyden, 8) een rente van 3 Kar gld sjaers, sprekende op Claes Banning. Noch bepalingen over renten, vruchten en schulden. Nader wordt overeengekomen dat cavel B) alsnog van cavel A) ontvangen zal een losrente van 17 Kar gld 6st 11 penn Holl sjaars ut een brief houdende 31 Kar gld, sprekende op mr Jacob Boudewijnsz mette hoofdsom van dien, waarvoor cavel A uit cavel B zal ontvangen 40 Kar gld 19st sjaars lijfrenten op de stad Haerlem, sprekende op Meynert Dircsz van Heussen, 48 Kar gld ten lijve als voren, als 7 gld 1 st jaers meer dan haer aenbedeelt is, ende daartoe 2 hont lants gelegen op sijn doelen aen de noordzijde van de hofstede van Jacoba in de Hoge Woert, welk 2 hont lants aan cavel B toegevallen waren