1541-03-08 |

R.A.H. Coll Aanw 466 fol 21/Leenregister Brederode fol 16
Jaartallenindex

Reynout van Brederode oorkondt dat alsoe die hofstede van Roderijse mit 18 morgen lants gelegen in den ambacht van Ouderschie, daer naest gelegen is noord: een weer lants geheten die Rauwe weijde, oost: die lantscheydinge, zuid: nae uijtwysinge der oude verlydinge Jan Heerman, Pieter Heerman en de H. Geest van Ouderschie, west: streckende in die Schie, bij dode van Jans van Remmerswale Jacobsz die deselfde goeden in syn leven van ons te leen hield, an ons gedevolveert sijn. Vervolgens beleent Reynoult met dit leen Gheryt van Spaernwoude, onsen blajuw van Brederode "tot een onversterfelijk erfleen, nijet jegenstaende dat men tselve leen te houden plagh tot een leen nijet te versterven binnen enen aftersusterkinde" (vgl 1544-12-12)

getuigen: Reynoult die bastaert van Brederode, Frederic van Marloe, onse leenmannen, Dirck van Leeuwen, Rutger Gijsbrechtsz, leenmannen van Holland