1547-1549 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 694
Jaartallenindex

Adriane van den Brasse, weduwe van Joris van den Bruijl, inwoonster van Diksmuide, contra het klooster van de 3e orde van St Franciscus genaamd St Katlynenberg te Oosterwyk. Op 1514-08-25 vermaakte Joesken Spierinck Jansdochter, non in genoemd klooster, daaraan al haar goederen, o.a. 2 percelen land, één van 2 en één van 3 morgen, gelegen te Baardwijk. Op 1514-10-29 doen de naaste verwanten van Joesken, Anthonis Jacobsz van den Brasse, vader van Adriana, Anthonis Henrick Bloetensz, Jan Block e.a, erfgenamen van Joesken, afstand van hun aanspraken op dit land. Toen zij later hierop terug wilden komen, werd met het klooster overeengekomen dat dit de 5 morgen na de dood van Joesken aan haar naaste verwanten zou teruggeven. Joesken stierf in 1536. Haar enige erfgenaam was Anthonis van den Brasse, die melaats was, en dus geen moeite deed om de nalatenschap op te eisen. Hij overleed enige tijd na Joesken. Zijn enige erfgenamen waren eiseres en haar zuster Catharina [! zijn kinderen]. Deze laatste stond haar actie af aan eiseres. Adriana eiste de 5 morgen op voor het Hof van Holland doch kreeg ongelijk (1548-06-01). Zij ging in appel bij de Grote Raad (vgl 1514-10-29)