1555 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VI dossier 519
Jaartallenindex
de erfgenamen van heer Willem Bouwensz van Drenckwaert, appellanten in hoofdzaak: Aernt heren Cornelisz, burgemeester van Dordrecht en Jacob Oem Jacobsz, baljuw van Strijen, exec. test. van heer Jan van Drenckwaert, eisers in de bijzaak, contra de weduwe van Willem Bouwensz van Drenckwaert. Willem Bouwensz voorn, Aernt heren Cornelisz en Jacob Oem waren in 1549 aangesteld als executeurs van het testament van Jan van Drenckaert, schout van Dordrecht. Willem Bouwensz kreeg na Jan's dood alle nagelaten stukken en registers. Na Willems dood in 1554 eisten de beide andere executeurs de stukken van Willem's weduwe terug, teneinde executie [!] van Jan's erfenis voort te zetten. Intussen tevens een proces van de weduwe met Willem's erfgenamen over de boedelscheiding. Het Hof van Holland verklaarde op 1555-05-22 dat commissarissen uit het Hof inventaris van de boedel zouden opmaken en daarvan copie zouden geven. Erfgenamen gingen hiervan in appel bij de Grote Raad. In Oktober 1555 voegden de twee executeurs zich als derde in het proces, van wege de verstrekking van copieen aan de weduwe en erfgenamen. Aernt Cornelisz voegde zich als burgemeester in het geschil vanwege de belangen van Dordrecht. "De gheimen van Dordrecht" zouden naar buiten kunnen komen. Leden van het gerecht met de stadsecretaris, zouden volgens de eis de stukken, evt in bijzijn van partijen, moeten inventariseren. De erfgenamen verklaarden zich hiermee accoord, op 1555-12-13, doch de weduwe weigerde