1555-1559 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 697
Jaartallenindex

burgemeesters en regeerders van Schoonhoven contra Janneken Erstdochter, weduwe Jan Pietersz, waard in t Gulden Hooft aldaar, met Jacob van Veen als haar voogd. Aan de zuidkant van Schoonhoven, tussen de Veerpoort en de Haven was aanvankelijk geen muur, maar alleen een houten palissade. Eerst in 1528, ten tijde van de oorlog met Utrecht en Gelre, werd er een gracht gegraven en werd de palissade vervangen door een stenen muur. Deze muur grensde aan het erf van verweerders. In de Veerpoort werd een deur gemaakt die uitkwam op dit erf. Eisers stelden dat zij recht hadden om dit erf te gebruiken om er kalk, hout en andere materialen op te slaan. Zij hadden altijd de sleutel van de deur in de Veerpoort gehad. Jan Pietersz weigerde dit toe te laten en liet de deur van binnen afsluiten. Toen eiseres beval de deur te openen, verkreeg Jan Pietersz van het Hof van Holland mandement van maintenu. Verweerders beweerden eveneens gestoord te zijn in hun bezit en redoubleerden het interdict [??]. Jan Pietersz overleed en zijn weduwe zette het proces voort en werd door het Hof in het gelijk gesteld op 1555-03-20. Eisers gingen hiertegen in appel. De weduwe stelde daar dat vóórdat de muur gebouwd werd, alle eigenaars van de daarbij gelegen huizen het erf tussen de palissade en hun huis gebruikten. Alleen in tijd van oorlog had de stad het recht er slagbomen te plaatsen en de ramen van de huizen dicht te maken. Toen de gracht gegraven en de muur gebouwd werd, toonde Evert Buys, de toenmalige eigenaar van het Gulden Hooft, aan de schepenen een akte uit 1458 waaruit bleek dat het erf vanaf het huis tot aan de Lek, hem toebehoorde. Hij liet het toe toen schepenen hem overtuigden dat alles gebeurde ter verdediging van de stad en dus ook van zijn goederen. Zo stemde hij er ook in toe dat de deur in de Veerpoort gemaakt werd, zodat de arbeiders die aan de muur werkten bij hem bier konden komen drinken en hun materialen opslaan. Geen servituut dus doch precario. Zij hadden het erf altijd zelf gebruikt, er konijnen gehouden, bier getapt en een kaatsbaan aangelegd. Eisers antwoorden dat de huizen oorspronkelijk geen achter uitgang hadden en dat in de vensters ijzeren staven waren aangebracht om de toegang te beletten. Buiten hun weten waren de staven verwijderd en deuren aan de achterkant gemaakt