1558-05-31 |

Arch Grote Gasthuis Haarlem no 38/1 no 138
Jaartallenindex

schout en schepenen tot Assendelft en schout en schepenen in den ban van Nyeuwerkerck oorkonden dat de gasthuismeesters van St Elisabethsgasthuis te Haerlem, als Jan Willemsz, Jan van Suijeren, Dirick Heynricxz, Luijt Ghysbrechtsz en Jan Jansz Verwer ter eenre-, en Jan Franszoon, buyrman tot Assendelft ter ander zijde, bekennen met elkaar geruild te hebben: 1) het gasthuis ontvangt van Jan Fransz 2 maden lands ende es een vuyterdijck ghelegen tot Schalcwijck in den banne van Nyeuwerkerck voors, daer naeste lendens off zijn, oost: Schalckwijckerdijck, zuid: Heynrick van Wamel, west en noord: t Spaerne; 2) Jan Fransz ontvangt van het gasthuis een stucke lants gelegen in den banne van Assendelft, geheten die hoge maden, groot 3 morgen, daer naeste lenden of syn, noordoost: St Barbaragasthuis binnen Haerlem en Claes Diericsz tot Assendelf, zuidoost: Pieter vuyten Hage c.s, zuidwest: die Jonge ende oude Pieter Ghijzen met heur andere broeders en zusters, noordwest: Jan Duvesz, houtcoper tot Amsterdam

Jan Barentsz, schout tot Assendelf, jonge Gherrijt Jansz en Roeloff Symonsz, schepenen aldaaer; Jan Ruysch, schout, Jan Aerntsz en Cornelis Tatincxz, schepenen in den ban van Nyeuwerkerck