1514-04-10 |

R.A.H. Coll Aanw 114 Caput Sticht fol 38
Jaartallenindex

Max. en Karel oorkonden dat voor den grave van Egmond als stadhouder-generaal gecomen is onse geminde Barthout van Assendelft, te kennen gevende, hoe dat hem wijlen de koning bij brief dd 1502-05-11 hem beleend heeft met een thiende, leggende in den gestichte van Utrecht, tussen die oude Maern ende die Maernhofstede, inhoudende diverse punten, die in denselven brieff niet begrepen en zijn, alsoo den text van de voorgaande leenbrieven niet geachtervolgt en is, ende ook mede is vergeten dat heergewade van dit leen etc, dat Barthout om een nieuwe leenbrief gevraagd heeft. Zij belenen vervolgens Barthout van Assendelft met dat dagelycx gerecht van eenre hoeve lands gelegen binnen der myle der stadt van Utrecht, tussen die oude Maern ende Maerhofstede, met tynsen en met thienden, alsoo die daer gelegen is, ende toebehoordt der prochye van de Buyrkercke te Utrecht, hem aanbestorven bij dode van zijn oom Aernt van der Maern. Te verheergewaden met een goede Eng. nobel. In margine: dit is een recht leen ut patet libro III fol 66 op Sweer van der Maren. Sij voordacht soo wanneer dit versterft dat men t selve verclaere in de brieven, sedert bevonden erfleen. Op fol 36 was een andere lezing van deze brief geboekt, die echter is doorgehaald: dit is gestelt hiernae in beter vorme fol XIII

present: Pieter Plumion, Jorden van Raemsdonck,