1516-07-18 |

Arch Abdij Egmond Inv no 363
Jaartallenindex

schepenen in Haerlem en leenmannen van Holland oorkonden dat Frans Jacobsz Sael en Willem Stoop, scoute van Heylo, Frans voorn. zuster man, erkennen verkocht te hebben den abt van Egmond, alzulke portie en deel van de goederen, landen, pachten, penningen, inboel etc als wijlen Jacob Pieter Jordaensz achtergelaten heeft binnen de stad Haerlem ende daer omtrint binnen die vryheyt van derselver stede, en ook in de ban van Heemstede, in welke partije ende dele joffrou Katryn Romeer de la Feur huysvrouwe is in bestorven als erffgename van dien, welke joffr Katrijn ende haar man Romeer voirs, nae verwijse sekere brieve van obligatie bij hoir gemaect ende in des voirs ...... abts handen van Frans voirs gelevert ende overgegeven, inhoudende die somme van 40£ gr Vls soo veel ende meer sculdich sijn Frans voors. als erffgename van wijlen sijn vader Jacob Sael, van seeckere stucken ende webben ende laken of anders, van welke voirn. gaeden (?), landen, pachten, penn, inboel en anders Frans voors ut cracht dier obligatie voirs in die voir arrest becommeringe ende voirrecht gewesen is alst bij vonnisse blyct in haden des voirs ....... abt gelevert. Verder erkennen zij nog verkocht te hebben den abt voors. uit kracht van de voors. obligatie alsulke portie ende del van gueden ende landen die gelegen sijn in die banne van Egmond ende joffrou Katrijn als voirs. is, aengecomen sijn van wijlen haer neef Jacob Claesz, ende Frans Jacobsz voirn. mede te Egmondt ut cracht der voirn. obligatie in die voirbecommeringe sijnde mit voorrecht declareert is alst bij brieven daer van wesende blyct. Item die brieven van den scepenen der stede van Haerlem, des scouts van Heemstede ende des scouts van Egmondt hebben sij gelevert in handen des heren voorn. Frans en Willem beloven vervolgens deze goederen en landen vrij te waren elk in de ban waar zij gelegen zijn, ende die voirs obligatie van 40£ gr Vls te verantwoorden ende voir recht op alle plaetsen alst van noot sal syn tot hoiren costen voor te staen. Frans en Willem erkennen zich voldaan en betaald in gereed geld van deze goederen door den abt

Jacob die Wael van Rosenburch, Bartholomeus Viviensz, schepenen in Haerlem, Jan v.d. Bouchorst ende Wouter Garbrantsz (zegel: een klimmende leeuw), leenmannen