1517-02-21 (1516) |
A.R.A. 490 no 229/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex
Weyn Jansdochter, huysvrouw van Pouwels Pietersz van Aken, wonende binnen Hoorn, contra haar echtgenoot. Zij beweert dat gedaagde haar sloeg en tenslotte uit huis gestooten heeft. Zij was daarop van hem gescheiden met consent van den deken van Friesland, waarna zij voor het gerecht van Hoorn scheiding van hun goederen gevraagd had. Bij het vonnis was gedaagde veroordeeld om haar al haar clederen, gelt en cleynodien te restitueeren en voorts geinterdiceert werd haar goederen te alieneren. Daar het gerecht van Hoorn in gebreke bleef dit vonnis te executeren, wendt zij zich nu tot het Hof. Gedaagde beweert dat hij met haar geleefd heeft als een man van eer "wynnende zuerlick zyn broet mit zijn arbeyt" en dat zijn vrouw zich tegenover hem door het plegen van groete oneerbaerheyt en wreetheyt misdragen had, dat het vonnis van Hoorn alleen inhield teruggave van kleederen, maar dat het huis dat zij tesamen te Hoorn hadde, onverkocht zou blijven. Het Hof verklaart impetrante niet ontvankelijk om executie te begeeren, gedaagde zal kunnen volstaan met teruggave van haar kleederen, en condemneert impetrante tot restitutie van 15 Rins gld die zij bij provisie ontvangen had, om met diezelve gelost te worden die rente die de gedaagde zeyt op haer beyder huys ter cause van deselve 15 R gld vercoft te hebben