1517-07-17 |

R.A.H. Coll Aanw 114 Caput Zeeland, Voorne fol 109
Jaartallenindex

Karel beleent Gerrit Jan Evertsz.z na dode van zijn oom heer Boudyn Hart here tot Abbenbroeck, ridder, met: de ambachtsheerlijkheid geheten s Graven ambacht met alle aanwassen, slyken, rietbroucken, steckend te weten [de aanwassen] die hij op dat noordwest eynde ende dat Staeldiep of Claes de Mans gat op dat noordoosteinde, ende dat Wijngat op dat zuideinde, en de gront van de heerlijkheid van Rooden op dat zuidwest eynde, ende al tot den diepe van den laechsten water toe, met allen ambacht, ambachtsgevolge, vogelryen, visscheryen, zwaendriften binnen de voorn. grenzen, ende van den Droogen dyck ende van den Carvelschen dyck. Mitsgaders alle tienden binnen de voors. grenzen. Al tesamen gelegen in onsen lande van Portingael, onder onse heerlijkheid van Putten, bij wijlen heren Gerrit van Abbenbrouck in zijn leven uit zijn eygen goede ons opgedragen. Leen van Putten, te houden tot een onversterfelijk erfleen. Heergewade: een stoop Rijnwijn. Belast met de erfpacht, zoals de oudere brieven inhouden. Daar hij onmondig is, doet zijn vader Jan Evertsz de eed. Op 1528-08-21 doet Gerrit Jan Evertsz zelf de eed

mr Cornelis Anthonisz, commissaris van Vriesland, Cornelis Barthouts, leenmannen; ondertekend: Vincent cornelisz