1521-1523 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 356
Jaartallenindex
Jan bastaard van Essche contra Hillegond van Alckemade, weduwe van heer Cornelis Croesinck, ridder, en erfgenamen, Barbara Croesinck weduwe Loys Quarre [of Carre] en erfgenamen, Jacob Croesinck heer van Benthuysen en ambachtsheer van Zoeterwoude. Jan zich noemend bastaard van mr Claes van Essche, beweerde een zoon te zijn van Ursula Croesinck (stierf 1491) echtgenote van Hendrik Zwaeff. Genoemd echtpaar had één wettige zoon, Charles die Zwane (stierf ± 1509). Jan van Essche die van de keizer open brieven had verkregen, eiste van de familieleden een deel van de resp. erfenissen op: nl ½ van de nalatenschap van zijn moeder en de gehele nalatenschap van zijn halfbroer. In het proces dat ca 1520 voor het Hof gevoerd wordt, beweert eiser dat volgens een o.a. in den Hage geldende costume "een overwonnen bastaard" gerechtigd is tot de erfenis van zijn moeder en van zijn broers of zusters. Verweerders stellen, dat er niet het minste bewijs is aangevoerd dat eiser een zoon van Ursula Croesinck is; bovendien ontkennen zij het bestaan van de door eiser genoemde costume. Zij stellen dat een zoon geboren uit "ex coitu adulterio et damnato" niet de rechten heeft van wettige kinderen op de goederen van hun moeder. In het dossier bevinden zich dl I sub 1 de huw. voorw. in 1472 gesloten door Hendrick de Zwaeff en Ursula Croesinck voor notaris Arnoldus de Stratis. Sub f: procuratie te Mechelen dd 1522-08-25 van de weduwe van Loys Quarre op Vincent Cornelisz